“Wij kunnen in de ouderenzorg net zo goed een OG als een GZ gebruiken. Het ouderlijk gedrag, vooral onder de invloed van dementie, kan soms beter worden gereguleerd en verklaard vanuit de kijk op kinderlijk gedrag. Ouderen vallen door de dementie – speciaal de Alzheimer die
ongeveer driekwart van de dementie vormen uitmaakt – terug in het gedrag dat wij als kind ook zien: het ontdekken van de omgeving, poep etc. Het maken van omgangsafspraken kan vaak vanuit dit perspectief beter worden vormgegeven. Dit niet alleen, veel ouderen komen hier met een
ontwikkelingsstoornis, zoals ASS. De omgang hiermee kan een OG-er
beter vormgeven dan een GZ-er.
Ik werk intensief samen met een orthopedagoog en besef als geen ander hoe waardevol het is om vanuit haar visie samen te kijken naar complex gedrag n.a.v. dementie of ook n.a.v. terugval door andere somatische aandoeningen.”